Water is een belangrijk ingredient van je bier, naast de mouten en de hop natuurlijk. In het water wat uit de kraan komt zijn diverse mineralen opgelost, dat geeft een bepaalde smaak aan het uiteindelijke bier. Sommige soorten bier zijn extra lekker wanneer er veel chlorides in het water zitten, andere hebben liever veel sulfaten. Wanneer je de mazzel hebt dat er weinig mineralen in je kraanwater zitten, dan kun je deze toevoegen voordat je een bepaald soort bier gaat brouwen. Ik woon op de rand van de Veluwe, en hier krijg ik van Vitens haast perfect brouwwater met bijzonder weinig mineralen uit de kraan. Dat kun je opvragen bij hun laboratorium. Dat betekent dat ik zelf calciumchloride, gips of keukenzout kan toevoegen om een bepaalde smaak van mouten of hop te benadrukken. Veel oorspronkelijke bieren zijn heel populair geworden vanwege het grondwater dat goed paste bij de bierstijl, denk aan het zachte water van Plsen voor het pilsbier uit Tsjechië of het harde water uit Londen dat lekkere Stout bieren opleverde. In het recept staat dat je een paar gram mineralen moet afwegen en die in het water moet mengen voor het maischproces begint.

De PH (zuurtegraad) van je water is belangrijk om het maischproces goed te laten verlopen. Vaak is een PH waarde van 5,2 ideaal. Heb je een hoeveelheid geroosterde mouten gebruikt, dan kom je vanzelf op dat niveau uit wanner je inmaischt. Maar gebruikt je vooral basismouten, dan helpt het om een paar mililiter melkzuur toe te voegen voor de maisch.

Ga je een bier maken met veel lekkere hop geuren en smaken, dan helpt het ook om een paar miligram vitamine C toe te voegen aan het water. Die zorgt er voor dat de zuurstof uit de lucht geen kans krijgt om je bier te oxideren.