Het schroten van de granen moet gebeuren om het zetmeel toegankelijk te maken. Deze witte inhoud van de graankorrels lossen we dan op in warm water ("maischen") en dan kunnen de enzymen die in de gerstemout aanwezig zijn aan de slag; zij knippen de lange strengen van zetmeel moleculen dan op in korte stukjes, en dat zijn de verschillende vormen van suiker die we later aan de biergist geven. Die biergist maakt dan de koolzuur ("prik in je bier") en alcohol.
Met behulp van een schrootmolen breken we de gerstemout korrels in stukken. Het hoeft niet helemaal fijn tot meel zoals bij het maken van brood, maar het moet voldoende fijn gemalen zijn zodat het water en de enzymen er bij kunnen. Je kunt met de hand malen, maar een elektrische boormachine maakt het leven eenvoudiger:


Met een weegschaal meet je de hoeveelheid granen af. Meestal gebruik je een vooral basismout zoals pilsener of pale ale mout, die veel enzymen bevat.


Daarnaast heb je veel verschillende speciaal mouten, die meer "caramel" of "geroosterde" smaken geven. Die hebben meestal niet genoeg enzymen meer om te maischen, maar het basismout heeft meer dan genoeg:



